Onderwijs en leren

Hoe werkt leren?

Waarom verwachten we van kinderen dat ze alles evengoed kunnen op de basis school, terwijl wij als ouderen een vak kiezen en andere dingen laten vallen? Waarom blijven wij blind voor neurologische ontwikkelproblemen die bij ieder kind anders zijn. Waarom gaan wij er nog steeds vanuit, dat iedereen op dezelfde manier moet leren?

 

Voorbeelden van soorten geheugenfuncties:

  • Visueel geheugen
  • Rijtjes onthouden
  • Schrijven van tekens
  • Fietsen

 

 

Voorbeelden van problemen in de hersenen:

  • Schrijfproblemen terwijl spreken als een waterval gebeurt
  • Geen woorden kunnen vinden voor wat je wilt zeggen
  • Moeilijkheid om de combinatie tussen klank en symbool te vinden
  • Moeilijk zinnen niet kunnen begrijpen
  • Geestelijke uitputting, waardoor geen concentratie

 

 

Het Breinsysteem

Hoe werkt leren eigenlijk? De verschillende neurosystemen steunen op elkaars functies. Zodra er een van de functies niet naar behoren functioneert, dan kan er iets fout gaan. Het breinsysteem bestaat uit 8 verschillende systemen, die we tijdens het opgroeien van het kind in de gaten moeten houden, net zoals we dat doen bij een veranderend voedingspatroon van datzelfde kind. De sterkte van ieder individueel systeem draagt bij aan het geheel van het functioneren van het kind op school en thuis. U dient dus ieder systeem in de gaten te houden en eventuele afwijkingen te signaleren en daarop positieve actie te nemen.

 

De onderdelen van het systeem zijn:

  • Het aandacht                 systeem
  • Het geheugen                systeem
  • Het taal                         systeem
  • Het ruimtelijk                 systeem
  • Het volgorde                 systeem
  • Het motorisch               systeem
  • Het hogere denk            systeem
  • Het sociale denk            systeem

 

Het aandachtsysteem:

Concentreren op van alles en nog wat, behalve op datgene wat je aan het doen bent. Aandacht is het planbureau van de geest. Hier wordt bijgehouden wat je moet doen en waar je wisselend mee bezig moet zijn. Het aandachtsysteem verdeelt de geestelijke energie naar de diverse taken. Het houdt ons alert. Een voorbeeld van een aandachtsprobleem is dat een kind denkt aan een feestje waar ze die middag naartoe gaat en daardoor kan het de aandacht niet bij een rekensom houden.

 

Het geheugensysteem:

Een meisje vergeet steeds de exacte antwoorden op concrete vragen, waarop slechts 1 antwoord mogelijk is. Ze leerde zeer intens en wist alles, behalve op het juiste moment. Binnen het schoolsysteem wordt meer gevraagd van ons geheugen, dan in welke carrière dan ook. Het geheugen bestaat uit compartimenten, waarin verschillende zaken worden opgeslagen. Er zijn kinderen die op school falen, omdat ze veel beter kunnen DENKEN dan ONTHOUDEN. Er zijn er natuurlijk ook, die slagen met hoge cijfers omdat ze goed kunnen onthouden, maar die in de maatschappij falen, omdat dit rigide systeem daar niet werkt, maar daar wordt meer gesteund op het denken in plaats van het geheugen.

 

Het taalsysteem:

Het taalsysteem is een complex van geluiden en symbolen die een relatie hebben. Het feit dat je hier goed mee om kunt gaan maakt briljante leerlingen. Een kleine afwijking leidt vaak tot problemen in het begrijpen, luisteren, spreken en schrijven van de taal. En hiermee dus alle taalgerelateerde overdrachten, waarop ons totale onderwijs is gebaseerd.

 

Het ruimtelijk systeem:

Inzicht of gebrek aan inzicht in ruimtelijke verhoudingen. Voorbeelden hiervan zijn de schoenen verkeerd om aandoen, de trui achterstevoren aandoen. Gekke tekeningen op school vragen ook de aandacht.  Deze tekorten signaleren een probleem in het ruimtelijk systeem. Dit systeem zorgt ervoor, dat we de informatie die we vergaren in een visueel patroon configureren. Dit systeem leert je dus ook patronen te herkennen die we in een soortgelijke omgeving hebben geleerd. Heb je 1 appel gezien die rood is, dan kun je er zelf achterkomen dat een vrucht, ondanks een afwijkende kleur, toch een appel kan zijn. Het ruimtelijk systeem vraagt om een gesloten systeem tussen onze ogen en onze hersenen. Dit kan heel functioneel zijn als je iets zoekt wat je kwijt bent. Mensen die dus altijd van alles kwijt zijn, hebben een lek in dit systeem. Het ruimtelijk systeem leert ons denken in plaatjes, zodat kennis en inzicht visueel wordt opgeslagen. Lekkages tussen afgesloten compartimenten brengt ons chaos, maar ook humor, omdat niet gerelateerde feiten toch in relatie gebracht kunnen worden.

 

Het volgorde systeem:

Als je iemand vertelt 3 dingen te doen, begint hij met het laatste. Dat is wat nog herinnerd wordt. Als dit systeem niet goed functioneert, dan is het vrijwel onmogelijk een lange termijn planning te maken en handhaven. Zo iemand moet stap voor stap worden benaderd. Het volgorde systeem is gekoppeld aan het ruimtelijk systeem. Een stroom informatie komt ons brein binnen en moet als een stroom van gedachten en acties op een bepaalde volgorde eruit komen. Voorbeelden hiervan zijn het onthouden van en telefoonnummer, een handleiding van een bouwpakket, aan- en uitkleden, etc. Maar de belangrijkste van deze volgorde uitdagingen is TIJD.

 

Het motorisch systeem:

Frustratie bij een kind wat niet kan fietsen, terwijl zijn vriendjes dit probleemloos doen. Het motorisch systeem legt de verbindingen tussen de hersenen en de spieren. Motorisch minder goed functionerende kinderen voelen zich vaak minderwaardig ten opzichte van anderen. Een basis voor veel problemen.

 

Het hogere denksysteem:

Peter heeft problemen om te begrijpen wat massa is en wat het verschil is tussen snelheid en acceleratie. Hij weet niet wat weerstand in een electriciteitsdraad is. “Ik begrijp het gewoon niet”

Johanna begrijpt de symboliek uit een gedicht niet, terwijl de symbolen van algebra geen probleem zijn. Dit duidt op een probleem in het hogere denken, wat een relatie heeft met taalgebruik. Jan kan precies uitvinden waarom zijn computer niet werkt, maar hij begrijpt niets van het milieuprobleem. Het hogere denksysteem maakt gebruik van gegevens en regels over de combinatie van die gegevens, die leiden tot nieuwe informatie uit de combinatie.

 

Het sociale denksysteem:

Ella wordt nooit uitgenodigd op feestjes. De telefoon gaat nooit voor haar, maar wel voor haar broer en zusje. Op school wordt ze geplaagd. Ze heeft geen vriendinnen en valt tussen wal en schip. Haar moeder zegt dat ze haar arm er voor over heeft om een vriendin te krijgen, maar elke keer als ze dicht bij een vriendschap komt, maakt ze er een potje van en gaat het mis. Ze heeft geen idee wat ze fout doet. Een foutje in dit systeem leidt ertoe, dat je overal buiten ligt en altijd de spot met je wordt gedreven. Deze personen behoren tot de meest platgetreden mensen in onze samenleving.

 

Alle bovenstaande systemen moeten zo mogelijk gelijk op worden ontwikkeld. Zodra er verschillen optreden, kan dit consequenties hebben voor het functioneren van de gehele persoon. Als een kind bijvoorbeeld weinig specifiek meedenkt in ideeën, dan gebruikt dit kind van het woord “Dinges” om iets mee aan te duiden. Als je dit toestaat, dan stopt de ontwikkeling van het taalsysteem en vlakt af. Als je nooit hardloopt, vermindert de capaciteit van dat systeem zienderogen en heeft een negatief effect op het motorische systeem. De goede samenwerking tussen de systemen leidt ertoe, dat complexe taken kunnen worden uitgevoerd, zoals het onthouden van het Wilhelmus. Dit is een combinatie tussen het geheugensysteem en het taalsysteem. Aandacht gekoppeld aan het motorische systeem kan een perfect doelpunt realiseren.

 

Neuro-ontwikkelings profielen:

En mix van bovenstaande sterke en zwakke punten vormt het profiel van een mens. Soms past dit profiel perfect op de situatie, terwijl op een ander moment dit profiel geheel niet past en juist problemen oplevert. Jan heeft problemen met zijn geheugen. Als hij zit te bedenken hoe de spelling goed gemaakt kan worden, verdwijnt zijn briljante idee en blijft zijn blad leeg. Hij is een uitstekend conceptueel denker, maar het geheugen qua spelling laat hem in de steek. Nu schrijft hij boeken over politieke verhoudingen en het spellen laat hij aan zijn computer over. Op de basisschool was spellen een probleem en had hij slechte vooruitzichten en cijfers, nu verkeert hij in de hoogste regeringskringen, juist vanwege de “zwakte” die op de basisschool zijn probleem was. Zo is op het ene moment je profiel een zwakte, terwijl het op een ander moment het juist je sterkte blijkt te zijn. Omgekeerd geldt dit ook. Een briljante leerling met negens en tienen maakt er niets van in het bedrijfsleven.

 

Hoe kom je aan je Neuro-ontwikkelingsprofiel?

  • Het zit in je genen (erfelijkheid, emotioneel en DNA)
  • Gezinsleven en stress (scheiding, stress, financiële problemen)
  • Culturele factoren
  • Vrienden (wat zij Cool vinden is leidend)
  • Gezondheid (voeding, ziekte, fysiek trauma)
  • Emoties (depressie, overlijden van (groot)ouders, verliefdheid gaat uit)
  • Onderwijservaring (te grote klassen, geen aandacht, verkeerde structuur of het ontbreken hiervan, daardoor verlies van interesse en aandacht.)

 

 

 

Tips in de klas voor drukke kinderen

 

  1. Te zwakke aandacht en concentratie:
  • Geef het kind een bank vooraan in de klas (dan zijn er minder afleidende prikkels binnen zijn blikveld)
  • Zoek geregeld even (oog)contact met de leerling
  • Deel een opdracht op in kleine deeltaakjes
  • Geef het kind na ieder voltooid deeltaakje even een complimentje. Stel hiermee korte-termijndoelen die bereikbaar zijn
  • Geef het kind extra tijd om iets af te maken
  • Geef één opdracht tegelijk
  • Leer een kind zichzelf te instrueren tijdens het werk, gebruik hierbij ter ondersteuning bijvoorbeeld plaatjes of stickers op de bank
  • Geef duidelijke, concrete en korte instructies, vraag het kind de instructies te herhalen, om te controleren of alles goed is overgekomen

 

  1. Impulsiviteit:
  • Bereid het kind voor op vrije situaties door afspraken te maken over gewenst gedrag
  • Zeg niet alleen wat niet mag, maar vooral hoe het wél moet
  • Wees altijd prompt met afwijzing of beloning van gedrag
  • Vergeet niet complimentjes te geven als het goed gaat
  • Maak goede afspraken over de manier waarop het kind aandacht mag vragen (vinger opsteken bijvoorbeeld)
  • Spreek duidelijk af welk gedrag gewenst is en wanneer en help het kind de betreffende situatie te herkennen

 

  1. Motorische onrust:
  • Sta geregeld even motorische activiteit toe (even rennen, even uit de bank)
  • Spreek af wanneer motorische onrust niet gewenst is en wijs het kind op deze afspraak
  • Geef vaak even een korte pauze tussen opdrachtjes waarin motorische activiteit wordt toegestaan

 

  1. Lage motivatie:
  • Maak geregeld een aanmoedigende opmerking. Zoek naar gedrag waarvoor je een compliment kunt geven
  • Stel duidelijke, concrete eisen aan de werkhouding
  • Probeer niet boos te worden maar leg geregeld uit welk gedrag je graag wilt zien
  • Vat af en toe nog even samen wat je van het kind verwacht (tussentijdse instructie)
  • Zoek contact met het kind en wissel een blik van verstandhouding
  • Let op of het kind gefrustreerd of vermoeid raakt; misschien was de opdracht te zwaar of nam de taak teveel tijd in beslag
  • Verwoord de emoties van het kind (agressie, angst, verdriet) en geef daarmee erkenning en begrip
  • Vertel het kind hoe het kan aangeven dat het zich boos of gefrustreerd voelt

 

  1. Moeite met zelfstandig werken:
  • Geef veel structuur en help het kind zichzelf te structureren
  • Ondersteun het kind bij het plannen d.m.v. plaatjes en werkschema’s die samen zijn opgesteld
  • Werk bij voorkeur met een agenda of een rooster
  • Geef het kind voldoende tijd om zijn werk netjes te kunnen verzorgen
  • Geef geen complexe opdrachten maar steeds één opdracht tegelijk
  • Geef het kind een compliment als het een opdracht heeft uitgevoerd
  • Zoek compensatie voor bijvoorbeeld zwakke fijne motoriek door te werken met de computer

 

  1. Moeite met sociaal functioneren:
  • Leg een kind uit wat er is misgegaan bij een ruzie, zodat het kan leren van die ervaring. Het is vaak te moeilijk voor het kind om zelfstandig te ordenen wat er gebeurde
  • Leg het kind uit wat anderen van hem verwachten
  • Geef complimenten voor geslaagde sociale interactie
  • Spreek zo nu en dan voor de pauze af, met wie het kind gaat spelen
  • Structureer vrije situaties voor het kind

ADHD en Obsessieve-Compulsieve Stoornissen (OCS)

OCS is een samenstel van persoonskenmerken die bestaan uit een combinatie van dwanghandelingen en dwanggedachten. De afgelopen jaren is er veel onderzoek geweest naar het hoe en waarom van Obsessieve-Compulsieve Stoornissen (OCS).

  1. Recente studies maken duidelijk dat OCS een van de meest voorkomende psychische stoornissen bij volwassenen is. Ongeveer 2 – 2,5% heeft in meer of mindere mate dagelijks last van dwanghandelingen en dwanggedachten. Ten minste 300.000 mensen in Nederland lijden onder de symptomen van deze aandoening. Velen zijn zich echter niet bewust dat zij een stoornis hebben die nu prima te behandelen is.
  2. OCS wordt in de meeste gevallen veroorzaakt door een genetisch mankement. Daarnaast is inmiddels vast komen te staan dat de symptomen zich kunnen openbaren na een acute streptokok-infectie (schimmelinfectie) via een aanval van het zogeheten auto-immuun antilichaam op een gedeelte van de hersenen, de nucleus caudatus. Verder blijkt in een aantal gevallen dat de obsessies en dwanghandelingen oplaaien een tijd nadat iemand een streptokok-infectie heeft gehad.
  3. Zoals bij ADHD, tonen PET-scans overduidelijk aan waar de hersenen slecht functioneren: in het orbital frontale deel van de grote hersenen (het gebied net boven de ogen) en in de nucleus caudatus, diep in het midden van de hersenen. Het deel van de grote hersenen dat hier wordt bedoeld ligt precies onder het gebied dat PET-scans aanduiden als het gebied dat verstoord is bij mensen met ADHD.

 

Bron: Lewis Baxter, UCLA Center for Health Science, Los Angeles, CA.